Uitspraak Raad van Beroep 18 januari 2005

Uitspraak Raad van Beroep 18 januari 2005

Voorzitter: Smit
Leden: Wackie Eysten, Estourgie
Griffier: Van Scharrenburg

1.1. Verweerder was van 1984 tot 1987 fiscaal adviseur van Klaagster en haar (toenmalige) echtgenoot. Verweerder heeft Klaagster in 1985 geadviseerd omtrent de beëindiging van de vennootschap onder firma tussen Klaagster en haar vader en de verkoop van de daarin gedreven onderneming. De laatste aangifte inkomstenbelasting van Klaagster was de aangifte over het jaar 1986, vanwege vertrek naar België. Klaagster en haar echtgenoot zijn in 1997 gescheiden. Klaagsters gewezen echtgenoot heeft haar in 1999 voor de Belgische rechter gedaagd in verband met een vordering op haar op grond van de destijds geldende huwelijkse voorwaarden. Verweerder heeft in dit kader een brief, met datum 5 oktober 1999, geschreven aan de advocaat van Klaagsters echtgenoot. In deze brief heeft Verweerder een toelichting gegeven op de cijfermatige uitwerking van de verdeling van de kosten van de huishouding tijdens het huwelijk. Hierbij is onder meer een bijlage gevoegd met daarin de inkomensbestanddelen van Klaagster.

2.1. De Raad heeft vastgesteld dat de klacht zich richt tegen het schrijven van de brief van 5 oktober 1999 door Verweerder, alsmede tegen de inhoud daarvan. Het komt de Raad aannemelijk voor dat Klaagster met het bestaan en de inhoud van de brief niet lang na het schrijven ervan bekend is geraakt. Zij maakt vervolgens in 2000 melding van een mogelijke klachtprocedure, waarna pas in 2003 daadwerkelijk een klacht wordt ingediend. In de tussenliggende periode hebben zich geen feiten of omstandigheden voorgedaan die aan het schrijven van de brief of de inhoud daarvan iets hebben veranderd. De Raad acht derhalve in dit geval, waarin niets is gebeurd dat een dergelijk lang wachten zou kunnen rechtvaardigen, een wachttijd van meer dan drie jaar onaanvaardbaar lang.

2.2. De Raad van Tucht heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

3.1. In de procedure voor de Raad van Beroep voert Klaagster een aantal grieven aan tegen de uitspraak van de Raad van Tucht die er op neer komen dat de Raad van Tucht in het licht van de door Klaagster gestelde omstandigheden een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd. De Raad van Beroep overweegt dat hij zich kan verenigen met de beslissing van de Raad van Tucht alsmede met de gronden waarop zij berust. Hetgeen Klaagster in het beroepschrift heeft aangevoerd tegen de beslissing van de Raad van Tucht doet aan die beslissing niet of onvoldoende af. De Raad van Beroep is met algemene stemmen van oordeel dat de klacht gelet op alle omstandigheden van het geval niet binnen een redelijke termijn is ingediend. De grieven falen derhalve.

De Raad van Beroep verwerpt het beroep.

Gerelateerd