Uitspraak Raad van Beroep van 1 juni 1999

Uitspraak Raad van Beroep van 1 juni 1999

Voorzitter : Franken
Leden : Langeveld, Savelbergh
Griffier : Lubbers

1.1. X, NOB-lid, behartigde de zakelijke belangen van mevrouw A en B BV (klaagsters). In deze hoedanigheid heeft X regelmatig contact gehad met C. Aan de rol van C als aanspreekpunt voor X in aangelegenheden van klaagsters is in december 1994 een einde gekomen. Als gevolg van meningsverschillen van financiële aard is de relatie tussen mevrouw A en C in 1995 vervolgens verslechterd; dit leidde uiteindelijk tot een civiele procedure tussen mevrouw A en C. Hiervan was X op de hoogte. X heeft in augustus 1996 van C – inmiddels zelf ook cliënt van X – het verzoek gekregen een beschrijving te geven van de werkzaamheden die C voor mevrouw A en B BV had verricht. C wilde deze verklaring gebruiken in de civiele procedure. Naar aanleiding van dit verzoek heeft X telefonisch contact gehad met mevrouw A; zij heeft X kenbaar gemaakt dat zij niet instemde met het afgeven van een zodanige verklaring door X aan C.
In oktober 1996 heeft mevrouw A de tussen haar en X bestaande zakelijke relatie beëindigd. Bij brief van 14 september 1997 heeft C nogmaals X verzocht de verklaring af te geven. X heeft dat verzoek op 23 september 1997 gehonoreerd en voorts uit eigen beweging C stukken doen toekomen, waaronder een afschrift van een mutatieformulier (opgave nieuwe bestuurder) ten behoeve van het Handelsregister. C heeft de verklaring en bedoelde stukken in de civiele procedure overgelegd aan de rechter.

2.1. Klaagsters verwijten X – door aan C de verklaring met bijlagen te verstrekken – in strijd te hebben gehandeld met de in artikel 8 Reglement Beroepsuitoefening NOB neergelegde geheimhoudingsplicht van de belastingadviseur. De Raad van Tucht heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van een schriftelijke waarschuwing opgelegd.

3.1. De belastingadviseur, NOB-lid, functioneert als financieel vertrouwenspersoon van zijn cliënt. Hij stelt zich op als diens belangenbehartiger in zijn opdracht de cliënt als belastingplichtige te helpen. Met het oog op deze taak is het belangrijk dat de cliënt de belastingadviseur informatie kan toevertrouwen in de wetenschap dat die informatie niet aan derden wordt geopenbaard. In het Reglement Beroepsuitoefening NOB is dan ook vastgelegd dat de belastingadviseur verplicht is tot geheimhouding van alles wat hem in de uitoefening van zijn beroep ter kennis komt. Aan het belang van de vertrouwensrelatie tussen belastingadviseur en cliënt kan slechts voldoende recht worden gedaan indien de geheimhoudingsplicht als bedoeld in genoemd artikel 8 ruim wordt opgevat. De geheimhoudingsplicht strekt zich uit tot alle informatie die het NOB-lid in de uitoefening van zijn beroep ter kennis komt. Ook informatie die in beginsel algemeen bekend is of zou kunnen zijn – hierbij kan worden gedacht aan informatie die is opgenomen in openbare registers (bijvoorbeeld het Handelsregister) – valt onder de geheimhoudingsplicht. Bovendien geldt de geheimhoudingsplicht ook ten aanzien van informatie die door bekendmaking aan derden de cliënt niet direct schade zou berokkenen.

3.2. Het NOB-lid kan van zijn geheimhoudingsplicht in beginsel slechts worden ontheven door zijn cliënt. De omstandigheid dat iemand geen cliënt meer is, ontheft het NOB-lid niet van zijn geheimhoudingsplicht. Onder omstandigheden kan het NOB-lid echter gehouden zijn – zonder dat hij door zijn cliënt is ontheven van zijn geheimhoudingsplicht en soms zelfs tegen de wil van deze cliënt in – aan derden informatie te verstrekken die onder deze geheimhoudingsplicht valt. Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien het NOB-lid een getuigenis dient af te leggen voor de rechter of gehouden is mee te werken aan een fiscaal controle- en/of opsporingsonderzoek. In die gevallen bepaalt evenwel de rechter in welke mate het NOB-lid van zijn geheimhoudingsplicht wordt ontheven. Daarnaast kan het NOB-lid in het kader van een verweer tegen een jegens hem bij de tuchtrechter aanhangig gemaakte klacht genoodzaakt zijn onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie prijs te geven. Zoals vermeld in de NOB-brochure “De geheimhoudingsplicht van de belastingadviseur” dient het NOB-lid zich in dat geval zoveel mogelijk te beperken tot een sobere duiding van de relevante feiten en omstandigheden en daarin niet verder te gaan dan noodzakelijk is te achten voor zijn verweer tegen de ingebrachte klacht.

3.3. De Raad van Tucht heeft terecht geoordeeld dat X zijn geheimhoudingsplicht als belastingadviseur heeft geschonden. De Raad van Beroep is van oordeel dat – hoewel X ten aanzien van Klaagsters zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden – voor het opleggen van een maatregel in het onderhavige geval onvoldoende reden bestaat. X werd door het verzoek van C geconfronteerd met de zeer algemeen geformuleerde regel van artikel 8 Reglement Beroepsuitoefening NOB, op welke regel van de zijde van de NOB ten aanzien van situaties als de onderhavige onvoldoende toelichting en geen aanwijzing omtrent de te volgen gedragslijn is gegeven. Gelet op de onzekerheid over de reikwijdte van deze bepaling, zou het opleggen van een maatregel naar het oordeel van de Raad van Beroep voor X onevenredig belastend zijn.

De Raad van Beroep vernietigt de uitspraak van de Raad van Tucht voorzover daarbij de maatregel van de schriftelijke waarschuwing is opgelegd.

Gerelateerd