Vijf vragen aan Edwin Visser ‘Horizontaal Toezicht wordt gemoderniseerd’
In mei 2018 startte de Belastingdienst het project ‘Doorontwikkeling horizontaal toezicht’. Doel: HT verder uitbouwen tot een door ondernemers en fiscaal dienstverleners algemeen geaccepteerde toezichtsvorm. De NOB doet actief mee met het project. Bestuurslid Edwin Visser (PwC), voorzitter van de kerngroep Toezicht en Handhaving, maakt na ruim twee jaar de tussenbalans op.
HT wordt ‘doorontwikkeld’. Wat was er mis?
‘Er was niet zoveel mis. HT heeft inmiddels een geschiedenis van zo’n vijftien jaar, dan ligt het voor de hand dat je met de ervaringen die je hebt opgedaan nog eens goed naar het hele proces kijkt. Noem het een modernisering. Na vijftien jaar wilde de Belastingdienst de plaats van HT in de handhavingsstrategie herijken. Maar in de kern is HT nog steeds hetzelfde: een onderlinge relatie gebaseerd op wederzijds begrip, transparantie en vertrouwen die moet zorgen voor een betrouwbare aangifte. Er waren natuurlijk wel verbeteringen mogelijk, bijvoorbeeld op het gebied van transparantie en verantwoording – wat levert HT nu echt op? En ook over de vraag of de uitvoering nog in lijn is met de normen en de kaders.’
Wat is de belangrijkste verandering die de Belastingdienst gaat doorvoeren?
‘Dat is de introductie van drie categorieën grote ondernemingen binnen de individuele convenanten. Bij de tophonderd grote ondernemingen wordt het convenant vervangen door een individueel toezichtsplan. De tweede groep bestaat uit controleplichtige ondernemingen; die krijgen een individueel convenant met een looptijd van drie jaar. De derde categorie zijn niet-controleplichtige ondernemingen; die kunnen straks alleen nog maar een convenant van vijf jaar afsluiten via hun fiscaal dienstverlener. Het betekent dat ongeveer negenhonderd grote ondernemingen op termijn niet meer in aanmerking komen voor een individueel convenant. Ze kunnen alleen aan HT deelnemen via een fiscaal dienstverlener – die dan een fiscaal dienstverlenersconvenant FDC moet hebben of aangesloten moet zijn bij een koepel met een zogenoemd koepelconvenant.’
Wat is de inbreng van de NOB in het project?
‘Op alle onderdelen van HT die de Belastingdienst evalueert leveren we vanuit de kerngroep Toezicht en Handhaving inhoudelijke input. Het gaat om heel uiteenlopende onderwerpen: Van de Leidraad HT FD tot Gedifferentieerd toezicht en van Agree to disagree tot Escaleren en opzeggen. We voeren constructieve gesprekken, maar het is wel een lang traject. We zijn medio 2018 begonnen; in januari 2019 is er bij Financiën een grote en nuttige stakeholdersbijeenkomst geweest. Daarna is het overleg verder gegaan, maar het is zeker nog niet klaar. Zo wordt er bijvoorbeeld nog hard gewerkt aan het maken van een serie good practices voor het HT Grote Ondernemingen.’
Gaat de uitkomst van al dat overleg de NOB raken?
‘Ja. Ten eerste moet de NOB zorgvuldig afwegen wat de voor- en nadelen van een koepelconvenant zijn. Dat kunnen we nu nog niet doen omdat veel nog moet worden ingevuld. Maar linksom of rechtsom gaat dit de NOB en haar leden raken. Zonder koepelconvenant is een deel van de cliënten van onze leden afgesloten van HT. Zo’n convenant vraagt waarschijnlijk een andere verhouding van de NOB tot haar leden. Moet de NOB dan de kwaliteitsprocessen bij de leden gaan bewaken? Dat zou een ingrijpende verandering zijn. Onze insteek is dat HT in welke vorm dan ook niet moet leiden tot vergaande wijzigingen in de bestaande verhoudingen tussen adviseur en cliënt of in de taakverdeling tussen Belastingdienst en adviseur. Daar letten we scherp op.’
Frans de Groot, gepensioneerd juridisch medewerker van de Belastingdienst, schreef in februari van dit jaar in Wfr dat de beleidswijzigingen die de Belastingdienst in zijn jaarplan 2020 aankondigde grotendeels een afbouw van HT inhouden. Mee eens?
‘Nee, helemaal niet. Ik ben ervan overtuigd dat de Belastingdienst volledig achter HT staat. Net zoals de NOB. HT heeft zonder meer voordelen: meer zekerheid en een efficiënt controleproces. Die moeten behouden blijven.’