Procederen bij Hoge Raad is geen knip- en plakwerk 

Wie procedeert bij de Hoge Raad, moet bijna een Cruijffiaanse instelling hebben. Dat lukt niet altijd, zegt advocaat-generaal Robert Jan Koopman: cassatieberoepen zijn van wisselende kwaliteit. Wat NOB-leden inbrengen is doorgaans wel aan de maat. 

Als Robert Jan Koopman van de middelbare school komt, twijfelt hij tussen een studie economie of rechten. Tijdens een open dag aan de Universiteit van Amsterdam hoort hij een docent bijzonder geanimeerd vertellen over het belastingrecht. ‘Ze deed zelfs voorkomen dat het belastingrecht iets heel gezelligs was’, zegt hij. Hij raakt er enthousiast over en is altijd in het vakgebied werkzaam geweest – als docent en later als raadsheer bij het gerechtshof en bij de Hoge Raad. 

Je moet aangeven dat je bij het hof in dat geschrift, op die bladzijde, op die regel iets hebt gesteld

‘Wat mij al snel fascineerde was de meer principiële kant van het belastingrecht. Eigenlijk pakt de overheid geld van je af. Om te voorkomen dat het een soort knevelarij wordt, moet je daar een zorgvuldig rechtstelsel voor ontwikkelen, samen met een goede rechtsbescherming. Die balans heb ik altijd heel interessant gevonden.’ 

Sinds 1 maart is Koopman advocaat-generaal (AG) in de Belastingkamer van de Hoge Raad. Belangrijkste taak: het schrijven van conclusies, rechtsgeleerde adviezen aan de Hoge Raad over aanhangige zaken. Een AG “neemt” jaarlijks zo’n dertig tot veertig conclusies, en één conclusie is qua omvang al te vergelijken met een scriptie. Daarvoor kunnen de AG’s enkele juridisch medewerkers inschakelen. ‘Die nemen je veel werk uit handen, maar zorgen soms ook voor extra werk, doordat zij kritische vragen stellen waardoor je terug moet naar de tekentafel.’ Een ander verschil met zijn vroegere ambt als raadsheer: een conclusie wordt onder de eigen naam gepubliceerd. ‘Als er kritiek op komt, dan heb je niet meer die deken van de gedeelde smart die je als raadsheer hebt.’ 

Wisselend

Wie niet tevreden is met de uitspraak van het gerechtshof, kan in cassatieberoep bij de Hoge Raad. Maar de klachten moeten wel aan specifieke eisen voldoen, anders worden ze niet in behandeling genomen. Kern is: heeft het hof de rechtsregels goed toegepast, over feiten kan bij de Hoge Raad niet worden getwist. Koopman noemt de kwaliteit van de cassatieschrifturen op het gebied van belastingrecht “heel erg wisselend”. ‘Er zijn erbij die echt heel goed zijn, die zich moeiteloos kunnen meten met de beste stukken in civiele en strafzaken. Met name ook omdat in die cassatieberoepen een complex juridisch leerstuk, wat vaak is verweven met economische inzichten, heel goed aan de rechter wordt voorgelegd. Er zijn NOB-leden die dat heel goed kunnen.’ 

Maar er komen ook zaken binnen die eigenlijk zinloos zijn. ‘Omdat de zaak zo feitelijk is als een meeuw, zeggen we hier dan. Er is dan werkelijk geen enkel juridisch geschilpunt te ontdekken. Er wordt ook geen enkele serieuze motiveringsklacht tegen de uitspraak van het gerechtshof aangevoerd. Er wordt met knippen en plakken herhaald wat bij eerdere instanties is aangevoerd. Daar kunnen we niets mee.’ 

Rechtsoordelen 

Wie in cassatieberoep gaat, moet, zegt Koopman, goed tussen de oren hebben dat er een verschil is tussen feitenvaststelling en rechtsoordelen. ‘Er zijn mensen die in een cassatieberoep hun visie op de feiten of het recht aan de Hoge Raad voorleggen. Zij vergeten dat je de uitspraak van het gerechtshof moet analyseren, dáárop moet je je pijlen richten. Het gaat er niet primair om dat je de Hoge Raad overtuigt hoe het belastingrecht of de fiscale feiten in elkaar steken. Je moet je concentreren op de uitspraak die je bestrijdt. De klachten moeten zijn dat het hof – in jouw visie – een rechtsregel verkeerd heeft uitgelegd of een feitelijk oordeel niet goed heeft gemotiveerd.’ 

Een voorbeeld: in een cassatieberoepschrift kan worden geklaagd dat het hof heeft geoordeeld dat er geen contract tot stand is gekomen. Een procespartij kan dan zeggen: dat is onbegrijpelijk, of dat is onjuist, want er is wél een contract tot stand gekomen. Een goed cassatieberoepschrift verwijst dan naar een andere passage in de uitspraak of het dossier, waaruit volgt dat de vaststelling door het hof onbegrijpelijk is. Koopman: ‘Je moet altijd verwijzen naar het dossier. Je moet aangeven dat je bij de rechtbank of het hof in dat geschrift, op die bladzijde, op die regel iets hebt gesteld, en dat de inspecteur het niet heeft bestreden. Je moet de bron dus goed vermelden.’ 

Historicus 

In het belastingrecht geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging. Aan een gemachtigde worden geen eisen gesteld. Er zijn dus best veel gemachtigden, zo is de ervaring van Koopman, die nauwelijks ervaring hebben met procederen bij de Hoge Raad, of er niet de juiste opleiding voor hebben. ‘Om succesvol in cassatie te kunnen optreden moet je tot een bepaald inzicht zijn gekomen. Zoals Johan Cruijff zei: je gaat het pas zien als je het doorhebt. Als je eenmaal doorhebt dat de Hoge Raad geen feitenrechter is, en als je snapt wat dat betekent, dan ben je al ver. Dan is het niet meer zo moeilijk. Wij zijn voor de feiten volledig afhankelijk van het dossier. De cassatierechter is een soort historicus die wat de feiten betreft steeds op zoek is naar de bronnen, die alleen maar uit het dossier kunnen komen.’ 

Soms wordt met knippen en plakken herhaald wat bij eerdere instanties is aangevoerd

Aan de maat 

In 2022 werden bij de Belastingkamer van de Hoge Raad 970 zaken aanhangig gemaakt. Dat jaar stroomden er 1.135 zaken uit – maar daar zaten 363 intrekkingen en afdoeningen door de griffier bij en 161 niet-ontvankelijkverklaringen. De werkvoorraad zakte daardoor naar een kleine 800 zaken, wat overeenkomt met driekwart jaar productie van de Belastingkamer. De gemiddelde doorlooptijd kwam uit op 274 dagen. In dat jaar werden er 113 conclusies genomen door een van de vier advocaten-generaal van de belastingsector. 

Een heel klein percentage van de instroom is afkomstig van NOB-leden. Koopman: ‘Verreweg het grootste deel komt van particulieren die zonder advocaat procederen of met behulp van de no cure no pay-kantoren. Dat NOB-leden voor een verhoudingsgewijs klein deel van onze instroom zorgen, is op zich jammer: grosso modo zijn dat zaken waarover wij echt heel diep moeten nadenken. Dat betekent dat die cassatieberoepen aan de maat zijn.’ 


Robert Jan Koopman (1962) 

  • 1986 Fiscaal recht, Universiteit van Amsterdam 
  • 1986-1991 Wetenschappelijk medewerker, Hoge Raad 
  • 1991-1997 Docent belastingrecht, Universiteit van Amsterdam 
  • 1996 Proefschrift Bewijslast in belastingzaken, UvA 
  • 1999-2010 Raadsheer en vicepresident gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 
  • 2010 Raadsheer Hoge Raad 

Gerelateerd