NOB: Wijzigingen aandelenoptieregeling positieve ontwikkeling vanuit een liquiditeitsoogpunt

De introductie van de nieuwe hoofdregel en keuzeregeling is volgens de NOB een positieve toevoeging op de huidige wetgeving waardoor elke werknemer voor zichzelf kan bepalen op welk moment heffing het meest wenselijk is vanuit een liquiditeitsoogpunt. Daarnaast wordt op deze wijze ook de waarderingsproblematiek van de aandelen van niet-beursgenoteerde ondernemingen, welke in de praktijk vaak voorkomt, deels opgelost. De NOB ziet op een aantal onderdelen wel ruimte voor verbetering in het kader van eenvoud, uitvoerbaarheid, doeltreffendheid en op het gebied van concurrentiepositie.

Achtergrond 
Aandelenopties worden op dit moment in de heffing betrokken bij de uitoefening of vervreemding van het aandelenoptierecht. Het concept wetsvoorstel aandelenopties dat nu ter consultatie is aangeboden wijzigt dit heffingsmoment. Het wordt verschoven naar het moment waarop de bij uitoefening van het aandelenoptierecht verkregen aandelen verhandelbaar zijn geworden. Daarmee beoogt de wetgever liquiditeitsproblemen te voorkomen. 
 

Het landenonderzoek dat in opdracht van EZK is uitgevoerd is door het kabinet betrokken bij de voorgestelde wijzigingen het huidige wetsvoorstel. Uit dat onderzoek blijkt dat de meeste landen een belastingheffing kennen bij uitoefening van een aandelenoptierecht waarbij het voordeel als loon wordt belast en bij verkoop van het aandeel over de aangegroeide waarde in de heffing wordt betrokken. Indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan, welke van land tot land verschillen, is het bij het merendeel van de landen mogelijk dat ofwel de belastingheffing kan worden uitgesteld tot het moment van verkoop ofwel dat een lager tarief van toepassing is bij verkoop of een combinatie van beide.

Reactie NOB  op de internetconsultatie aandelenopties 
De NOB is positief over het voorliggende wetsvoorstel en wat dit beoogt te bereiken. De NOB ziet op een aantal onderdelen wel ruimte voor verbetering in het kader van eenvoud, uitvoerbaarheid, doeltreffendheid alsmede op het gebied van concurrentiepositie.   

Door de introductie van de nieuwe hoofdregel en keuzeregeling wordt het probleem opgelost dat er op het huidige heffingsmoment niet voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de verschuldigde belasting te voldoen. Op dit moment is de uitoefening of vervreemding van een aandelenoptierecht het heffingsmoment van aandelenopties. Er kan een liquiditeitsprobleem ontstaan bij het heffingsmoment van uitoefening van de aandelenoptierechten als de verkregen aandelen niet (deels) vervreemd/verkocht kunnen worden. Dit doet zich voor bij incourante aandelen en in de praktijk speelt dit probleem met name bij werknemers van start-ups en scale-ups.  

In het conceptwetsvoorstel is ervoor gekozen het liquiditeitsprobleem op te lossen door het heffingsmoment op te schuiven. Er is niet gekozen voor alternatieve oplossingen zoals bijvoorbeeld een heffing in de vorm van een fictief lucratief belang, een fictief aanmerkelijk belang, heffing via een conserverende aanslag, een algemene vrijstelling voor verstrekking van aandelen(opties) of de introductie van een regime zoals in verschillende andere landen. De NOB  is benieuwd naar de overweging van de wetgever op dit punt.  

De keuze om het moment van heffing op te schuiven naar het moment van verhandelbaarheid, is naar de mening van de NOB opvallend. De term ‘verhandelbaarheid’ is een nieuw begrip in de Wet op de loonbelasting 1964 en deze term zal, naar de verwachting van de NOB, tot veel discussie leiden. Naar de mening van de NOB verdient het de voorkeur om het heffingsmoment op te schuiven naar het daadwerkelijke moment van vervreemding. De NOB vraagt waarom voor het moment van verhandelbaarheid is gekozen en niet voor het daadwerkelijke moment van vervreemding. Daarbij geldt dat vervreemding reeds in de wet is opgenomen en in de belastingwetgeving een breed bekend begrip is. Er zal in het geval van vervreemding altijd sprake zijn van liquide middelen die nodig zijn om de verschuldigde belasting te betalen. Door aan te sluiten bij de daadwerkelijke vervreemding wordt ook meer aangesloten bij wat internationaal gebruikelijk is. Op deze wijze kan Nederland effectief concurreren met andere landen om gekwalificeerd personeel en aantrekkingskracht als vestigingsland voor ondernemingen.  

Het voorstel voorziet ook in de mogelijkheid voor de werknemer om te kiezen voor belastingheffing op het moment van uitoefening. Indien hier niet (tijdig) voor wordt gekozen, dan zal op basis van de nieuwe hoofdregel een aandelenoptierecht in de heffing betrokken worden op het moment dat de bij uitoefening verkregen aandelen vervreemd kunnen worden (en dus verhandelbaar zijn). 

De introductie van de nieuwe hoofdregel en keuzeregeling is volgens de NOB een positieve toevoeging op de huidige wetgeving waardoor elke werknemer voor zichzelf kan bepalen welk moment vanuit een liquiditeitsoogpunt een heffing het meest wenselijk is. Daarnaast wordt op deze wijze ook de waarderingsproblematiek van de aandelen van niet-beursgenoteerde ondernemingen, welke in de praktijk vaak voorkomt deels opgelost. Een kanttekening ter zake van de keuzeregeling is dat als de werknemer een voorkeur heeft voor heffing op het moment van uitoefening, hier expliciet vooraf voor moet worden gekozen. Dat vereist dat werknemers goed op de hoogte zijn van de keuze en de consequenties daarvan. De NOB vraagt hoe hiermee zal worden omgegaan bijvoorbeeld door middel van voorlichting en informatievoorziening. 

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk, drs. S.P. de Buck, mr. W.E.J. Dijkstra, mr. J.H. Elink Schuurman, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, E.P. Hageman LLM, prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis, drs. J.M. Jonkers, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, mw. dr. mr. N.M.A. van Kreveld, mw. dr. C.L. van Lindonk, prof. dr. mr. M.M.W.D. Merkx, dr. J.H.M. Nieuwenhuizen, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, dr. J. van Strien, mr. M.J. Velthoven, mr. E.A. Visser, mr. L. van der Voort, R. van der Wilt LLM (secretaris wetsuitvoering), en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving), en de Sectie Loonbelasting en Sociale Verzekeringen, bestaande uit de NOB-leden mr. A.A.W. Langevoord (voorzitter), mw. mr. Y. Bakker, mw. mr. L.A. Bource, mr. R.J. Brink, drs. H.J.P. van Keersop, mr. A.L. Mertens, mr. H.M.M. Prinsen, mr. J.B. Rietveld , mr. J.J.F. Stormmesand, mw. mr. L. Stouten, mr. R.H.R. Vliese, dr. F.M. Werger en mw. mr. J.W.H. Nietveld (secretaris) met medewerking van de NOB-leden mr. H.J. Noordenbos en mw. Y.L. Xu LLM.

Gerelateerd