Vijf vragen aan Trudy Perié, nieuwe voorzitter van de sectie Omzetbelasting van de NOB
Trudy Perié, is sinds kort voorzitter van de sectie Omzetbelasting van de NOB. Vijf vragen aan haar over haar motivatie om deze rol te vervullen en de actuele onderwerpen die de sectie bezighouden, zoals het Europese ViDA-pakket.
Hoe ben je in de fiscaliteit beland?
Ik ben mijn carrière begonnen als inspecteur bij de Belastingdienst. Ik had Nederlands recht gestudeerd, ik wilde eigenlijk iets met vreemdelingenrecht doen. Maar toen deed zich de kans voor om te solliciteren voor een plek op de opleiding tot inspecteur omzetbelasting.
Tijdens de sollicitatie werd het werk aantrekkelijk gepresenteerd, met verhalen over stages in Brussel en meereizen met een vrachtwagen om te zien wat er in de praktijk gebeurt als goederen worden geëxporteerd. Dat bleek uiteindelijk helaas toch niet tot de opleiding te behoren, maar ik heb bijvoorbeeld wel stagegelopen bij de FIOD. Dat was bijzonder interessant omdat je dan van dichtbij ziet hoe een inval verloopt. Ook heb ik een week meegelopen met de ontvanger, waarbij ik meeging om beslag te leggen voor een btw-schuld. De opleiding bij de Belastingdienst was interessant en leerzaam. Het was goed om het vak ook vanuit die kant ervaren te hebben. Ook heb ik daar veel leuke mensen ontmoet, waarvan ik er nog een aantal als inspecteur of adviseur tegenkom. Na een aantal jaren als inspecteur te hebben gewerkt, heb ik de overstap gemaakt naar de belastingadviespraktijk. Tegenwoordig zie je trouwens veel vaker de omgekeerde beweging: adviseurs stappen over naar de belastingdienst.
Ik ben inmiddels zo’n achttien jaar met veel plezier btw-adviseur bij Loyens & Loeff. Het werk als btw-specialis is uitdagend en afwisselend. Inhoudelijk uitdagend, omdat er veel nieuwe rechtspraak is. Ook moet je als adviseur creatief en commercieel zijn en de juiste touch weten te vinden in je relatie met klanten. En afwisselend door de diversiteit aan zaken en niet-reguliere werkzaamheden, zoals lesgeven en het spreken op conferenties.
Daarnaast zit ik in het bestuur van de CFE, de Europese koepel van beroepsverenigingen van belastingadviseurs die in Brussel is gevestigd. Ruim dertig organisaties uit verschillende landen zijn daarbij aangesloten. Naast mijn bestuursrol ben ik voorzitter van de indirecte belastingen commissie van de CFE. In die commissie kan ik inhoudelijk werken, terwijl je als bestuurder vooral naar het grotere geheel kijkt. Dat maakt die combinatie waardevol.

Het is belangrijk dat ook jongere leden hun bijdrage leveren, met frisse ideeën en energie
Naast je werk bij Loyens & Loeff en de CFE maak je deel uit van de sectie Omzetbelasting van de NOB en ben je recent voorzitter van die sectie geworden. Wat was je motivatie om die rol op je te nemen?
De NOB is een moderne organisatie die zich voortdurend ontwikkelt en zich niet alleen richt op actuele onderwerpen binnen het vakgebied, maar ook breder kijkt. Dat blijkt uit de initiatieven die nu worden opgepakt, zoals de verruiming van de lidmaatschapseisen en de introductie van compensatietrajecten. Het laat zien dat de NOB een professionele organisatie is die met ontwikkelingen meebeweegt. Daar draag ik graag aan bij. Ik was al langere tijd actief binnen het bestuur van de sectie en heb nu de stap naar het voorzitterschap mogen zetten. Het sectiebestuur bestaat uit een mix van meer en minder ervaren btw-adviseurs, met ook een bedrijfsfiscalist. Een diverse groep met een goede dynamiek.
Mijn motivatie komt dus niet alleen voort uit mijn enthousiasme voor het vak, maar ook uit mijn waardering voor de organisatie. Ik zet mijn ervaring daar graag voor in. Ik hoop daarbij ook jongeren te enthousiasmeren en inspireren.
Welke belangrijke onderwerpen spelen er op dit moment binnen de omzetbelasting?
Het belangrijkste onderwerp op dit moment is ViDA – VAT in the Digital Age. Dit wetgevingspakket van de Europese Commissie moet het Europese btw-stelsel moderniseren voor het digitale tijdperk. ViDA bestaat uit drie onderdelen: ten eerste elektronisch factureren en digitale rapportage, ten tweede de platformeconomie en ten derde Single VAT Registration. Het pakket heeft enerzijds als doel om btw-fraude te bestrijden en anderzijds om administratieve lasten te verminderen. Het gaat daarbij onder meer over de invoering van verplichte e-facturering en realtime rapportage voor grensoverschrijdende B2B-EU transacties binnen de EU.
ViDA is inmiddels aangenomen door de EU-lidstaten. De volgende stap is de uitwerking van implementatieregels op nationaal niveau en uitvoeringsregels op Europees niveau. Voor de NOB is het belangrijk om daarbij betrokken te zijn. Hoewel we de regels niet kunnen aanpassen, kunnen we wel meedenken over de uitvoeringspraktijk, zodat ze praktisch toepasbaar blijven voor ondernemers. Daarom levert onze sectie structureel input bij nieuwe Nederlandse wetgeving en beleidsregels. Dat gebeurt niet alleen binnen de NOB; ook de CFE draagt in EU-verband aan bij.
In het najaar van volgend jaar organiseert de NOB een fiscale conferentie over ViDA, samen met de Belastingdienst en het ministerie van Financiën. Tien vertegenwoordigers uit de adviespraktijk en tien van Financiën en de Belastingdienst gaan dan met elkaar in gesprek over allerlei theoretische en praktische aspecten van ViDA. In zo’n setting kun je open met elkaar brainstormen en discussiëren, zonder dat alles naar buiten hoeft. Dat maakt deze bijeenkomst bijzonder waardevol.
Zijn er nog andere onderwerpen binnen de sectie die aandacht vragen?
ViDA zal ons de komende jaren bezighouden; het strekt zich uit over meerdere jaren. Op Europees niveau loopt nu bovendien al een onderzoek naar ‘VAT after ViDA’. Het gaat daarbij over kleine en grote aanpassingen in de btw-regels op korte en lange termijn. De Europese Commissie kijkt daarmee verder vooruit. Dan hebben we het over de periode na 2030. Dat lijkt ver weg, maar het is wel belangrijk om daar nu al mee bezig te zijn.
Welke boodschap wil je meegeven aan NOB-leden die actief zijn in de omzetbelasting?
Niet alleen voor leden van de sectie Omzetbelasting, maar voor alle NOB-leden geldt dat het waardevol is om – na de beroepsopleiding – betrokken te blijven bij de organisatie. Het is belangrijk dat ook jongere leden hun bijdrage leveren, met frisse ideeën en energie. Dat kan op verschillende manieren: door PE-activiteiten te volgen of te geven, actief deel te nemen aan JOB/MOB en/of mee te werken aan wetscommentaren of beleidsreacties. En gelukkig zijn er ook genoeg borrels en sociale activiteiten die de NOB organiseert. Zonder deze betrokkenheid zou de NOB te veel een organisatie van oudere generaties te worden. Gelukkig zie ik dat steeds meer jonge leden bewust bijdragen, en dat is een zeer positieve ontwikkeling.