Niet vertrouwen op blauwe ogen, wel op een kwaliteitssysteem 

Nu de NOB het koepelconvenant horizontaal toezicht heeft getekend, is het afwachten hoeveel leden zich gaan aanmelden. Edwin Visser, binnen het NOB-bestuur verantwoordelijk voor horizontaal toezicht wijst op de voordelen. 

Waarin verschilt horizontaal toezicht van verticaal toezicht? 

‘Een kleine twintig jaar geleden werd een overgang geduid van een verticale relatie tussen overheid en burger naar een meer horizontale relatie. Die laatste is gebaseerd op gelijkwaardigheid, meer wederzijds vertrouwen en transparantie. Dit staat tegenover de verticale, meer repressieve relatie, waarin een overheid zegt wat burgers moeten doen. In die tijd werkte ik bij de Belastingdienst en was ik betrokken bij de implementatie van het horizontaal toezicht.’ 

Het kwaliteitssysteem moet niet een boek zijn dat in de kast staat, het moet ook controleerbaar worden toegepast

Wat betekent horizontaal toezicht voor belastingplichtigen? 

‘Ze moeten transparant zijn richting de Belastingdienst en bepaalde werkprocessen volgen. In ruil daarvoor krijgen ze meer zekerheid vooraf, omdat de Belastingdienst er bij voorbaat op vertrouwt dat een aangifte correct is.’ 

Kan elke onderneming horizontaal toezicht met de Belastingdienst afspreken? 

‘Dat was eerst alleen mogelijk voor grote ondernemingen, omdat die beschikken over de juiste werkprocessen. Later is het concept uitgebreid naar middelgrote ondernemingen. Vervolgens zijn er convenanten gekomen met koepels voor de fiscale dienstverleners, en zijn met enkele grote fiscale dienstverleners individuele convenanten afgesloten. Niet voor hun eigen fiscaliteit, maar voor de fiscaliteit van hun klanten.’ 

Ook de NOB heeft sinds 1 november een koepelconvenant horizontaal toezicht. Waarom is daarvoor gekozen? 

‘In 2020 heeft de Belastingdienst bepaald dat minder ondernemingen in aanmerking komen voor een individueel convenant. Daardoor zijn de vaak middelgrote ondernemingen aangewezen op het convenant tussen een koepel en de Belastingdienst. Veel van onze leden zitten in die doelgroep. Daarom wilde de NOB ook een koepelconvenant afsluiten. Zo kunnen we onze leden optimaal bedienen.’ 

Wat moeten leden doen om te kunnen deelnemen aan het koepelconvenant? 

‘Vooropgesteld: dat is vrijwillig. Wie wil, kan zich melden bij de NOB. Kandidaat-leden moeten beschikken over een kwaliteitshandboek. Tijdens een entreetoets gaan wij, en externe deskundigen, na het kwaliteitssysteem is opgezet en of het correct wordt toegepast. De Belastingdienst – niet de NOB – beoordeelt dan of uit dit systeem een aanvaardbare aangifte komt. Doet de fiscaal dienstverlener mee, dan hoeft deze niet al zijn klanten daarvoor aan te melden. Klanten beslissen zelf of zij meedoen. We hebben uitgebreid met de Belastingdienst besproken dat die vrijheid er moet zijn.’ 

Alle fiscale dienstverleners moeten zich afvragen of de investering opweegt tegen de voordelen

Wie heeft hier baat bij? 

‘Meedoen biedt voor onze leden een vast aanspreekpunt bij de Belastingdienst, een snelle afhandeling van aangiften en toegang tot bepaalde “fast-tracks”. Maar ze moeten wel investeren in kwaliteitssystemen. Als de Belastingdienst die systemen kent, is al een vertrouwensbasis gecreëerd. Er kan altijd nog een verschil van mening komen over de fiscale gevolgen van een bepaalde rechtshandeling, maar dan heb je het niet meer over de feiten. Die zijn bekend en al met de fiscus gedeeld. Zo heeft de Belastingdienst veel minder tijd en minder menskracht nodig voor controles: ze vertrouwen op het kwaliteitsraamwerk van de fiscale dienstverlener.’ 

Waar kijkt de Belastingdienst specifiek naar? 

‘De Belastingdienst onderscheidt drie niveaus: fiscaliteit, juistheid en volledigheid. Wij hebben als NOB gezegd: “Het karakter van onze organisatie plus de soort dienstverlening door onze leden nopen ons ertoe dat wij niet verder willen gaan dan het niveau fiscaliteit.” Wij kunnen dus instaan voor de fiscale correctheid van de standpunten. “Juistheid” vraagt ook dat je een verantwoordelijkheid hebt ten opzichte van de jaarrekening van de klanten. Zo ver kunnen wij niet gaan: controle en advies zijn bij veel leden strikt gescheiden. We weten dus ook niet of de cijfers in de jaarrekeningen volledig zijn. Overigens kan een fiscale dienstverlener die bijvoorbeeld veel samenstelopdrachten doet wel met de Belastingdienst overleggen over een hoger niveau. Maar overal geldt dat de Belastingdienst achteraf minder hoeft te controleren. Ze vertrouwt niet op de blauwe ogen van de fiscale dienstverlener, wel op een werkend kwaliteitssysteem. Voor de Belastingdienst is dat hard nodig, want zonder dit systeem kan hij het fiscale toezicht op het mkb niet effectueren, gezien het krimpende personeelsbestand.’ 

Fiscale dienstverleners moeten wel over zo’n kwaliteitssysteem beschikken. Dat vergt een investering. 

‘Ik denk dat dat vrij overzichtelijk is. Maar je moet het wel organiseren. Het moet niet alleen een boek zijn dat in de kast staat, leden moeten het ook controleerbaar toepassen. Het vraagt dus wel iets van een fiscaal dienstverlener. En kleinere kantoren moeten voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als de grote kantoren. Iedereen moet zich afvragen of de investering opweegt tegen de voordelen. Het zal bij de eenpitter lastiger toe te passen zijn. We zijn nog aan het nadenken hoe we de kleine kantoren hierbij kunnen ondersteunen.’ 

Waar liep u tegenaan bij het afsluiten van het convenant met de Belastingdienst? 

‘Het was een onderhandelingsproces van een jaar of drie. We hadden veel kritische vragen en we wilden overal duidelijkheid over hebben. Bijvoorbeeld dat de NOB niet verantwoordelijk is voor de aanvaardbaarheid van de aangifte. Die rol moest bij de Belastingdienst blijven. We hadden ook vragen over de geheimhouding: de leden mogen niet zomaar individuele dossiers laten zien aan de NOB. Er was ook discussie over de vraag of wij nu alleen zouden opteren voor fiscaliteit, en dus niet voor juistheid en volledigheid. Er waren stevige discussies over kwaliteitsonderwerpen. We zijn niet over één nacht ijs gegaan.’ 

Hoeveel leden zullen zich gaan aanmelden, verwacht u? 

‘Daar zijn we zelf ook benieuwd naar. We hebben ons geen enkel doel gesteld. De inkt van de handtekening is nog maar net droog. We hebben enkele vragen gehad van kleinere kantoren. Daar is het tot nu toe bij gebleven. Een aantal van onze leden is ook lid van de SRA en die maakt ook gebruik van het koepelconvenant. Dat zal overigens geen verschil maken, want het koepelconvenant is overal hetzelfde.’ 

U heeft de interesse natuurlijk wel vooraf bij de leden gepolst. 

‘Jazeker. In de klankbordgroepen voor kleine en middelgrote kantoren is dat gesondeerd. Er zijn hierover ook ledenbijeenkomsten geweest, samen met de Belastingdienst. Daaruit bleek veel steun, een enkeling was sceptisch. Dat laatste is denk ik niet nodig. Het is goed een convenant te hebben, maar leden maken een individuele afweging.’ 

Zijn er na de ondertekening van het convenant nog specifieke zorgen? 

‘The proof of the pudding is in the eating. Afgesproken is dat we na het eerste jaar gaan evalueren.’ 


Edwin Visser 

Functie: Partner PwC en bestuurslid/penningmeester NOB 

Opleiding: Belastingrecht, Tilburg University 

Gerelateerd

Constructief kritisch 

Beroepszaken

Zo hoort ’t

Beroepszaken