Pijler 2 en de vaste inrichting

Doelgroep

Deze cursus is bedoeld voor gewone leden van de NOB die zich in de praktijk bezighouden met Pijler 2, zoals neergelegd in de Wet minimumbelasting 2024, de Europese Pijler 2-richtlijn en de OESO-modelregels. Aan deze cursus kunnen geen aspirant-leden deelnemen.

Inleiders

Stijn Blaakman (Deloitte), Suniel Pancham (Pancham Legal) en Hein Vermeulen (PwC)

Cursusinhoud

In deze cursus is er ruim aandacht voor de vaste inrichting in de Pijler 2-wereld.
In het eerste onderdeel wordt stilgestaan bij de vraag wanneer er sprake kan zijn van een vaste inrichting. De Wet minimumbelasting 2024, de Europese Pijler 2-richtlijn en de OESO-modelregels kennen immers een geheel eigen definitie van het begrip vaste inrichting met vier verschijningsvormen. Hierbij wordt ook gekeken naar de overeenkomsten en verschillen met het begrip vaste inrichting in het internationale belastingrecht.
In het tweede onderdeel worden de gevolgen besproken van de kwalificatie als vaste inrichting voor Pijler 2-doeleinden. In hoge mate wordt de vaste inrichting gelijkgesteld met een gewone dochtervennootschap. Zo is een vaste inrichting een groepsentiteit die losstaat van de hoofdentiteit (“hoofdhuis”), wordt de hoofdentiteit geacht het controlerend belang te houden in de vaste inrichting en vormen de hoofdentiteit en de vaste inrichting een multinationale groep. In dit onderdeel is er ook aandacht voor de vaste inrichting die door een doorkijkentiteit wordt gedreven. In het derde en laatste onderdeel wordt ingegaan op de berekening van het effectieve tarief van een Pijler 2-vaste inrichting. Punten die hierbij onder meer worden geadresseerd zijn de gevolgen van de Rupiah- en Hopperzuiger-arresten.
Tijdens de cursus zal ook aandacht worden besteed aan de Kennisgroepstandpunten en samenvattingen van rulings die in verband met de vaste inrichting zijn verschenen.

Werkwijze

De cursus bestaat uit drie onderdelen. Na elk onderdeel is er een pauze.

Voorbereiding

Uit de evaluaties van eerder georganiseerde bijeenkomsten blijkt dat de deelnemers aan PE-bijeenkomsten behoefte hebben aan diepgang. Om ervoor te zorgen dat de inleiders snel de diepte in kunnen gaan, worden de docenten in de gelegenheid gesteld literatuur ter voorbereiding aan te bevelen. Voor de goede orde: deelnemers zijn niet verplicht deze literatuur te bestuderen. 

Praktische gegevens