Uitspraak Raad van Tucht 8 juli 2025 (T 423)
Uitspraak Raad van Tucht 8 juli 2025 (T 423). Er is geen beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Voorzitter: mr. D.A. Verburg
Lid: mr. J. van den Beldt
Extern lid: mr. T.K. Lekkerkerker
Griffier: mr. N. Veenstra
- Klaagster verwijt verweerder dat: (i) hij zich niet professioneel heeft gedragen, (ii) hij onvoldoende inzicht heeft geboden in de financiële consequenties van het verstrekken van de opdracht, (iii) zijn honorarium niet in overeenstemming is met de aard van de werkzaamheden en (iv) hij geen toelichting op zijn declaratie heeft gegeven.
- De Raad van Tucht oordeelt dat de klacht ontvankelijk is en alle klachtonderdelen gegrond zijn.
- Klaagster is in liquidatie en is – vertegenwoordigd door haar vereffenaar – gerechtigd de klacht voort te zetten.
- Verweerder heeft – in weerwil van artikel 12, lid 1 van het RBU – nagelaten om bij de aanvaarding van de opdracht met klaagster te overleggen op welke wijze en voor welke tarieven hij zijn werkzaamheden zal verrichten.
- Verder heeft verweerder zijn honorarium niet bekend gemaakt waardoor artikel 13 van het RBU geschonden is. Zijn declaratie voldoet niet aan de vereisten van artikel 14 van het RBU.
- Tot slot oordeelt de Raad van Tucht dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de eer en waardigheid van het beroep door, toen betaling van zijn declaratie uitbleef, de Kamer van Koophandel van onjuiste informatie te voorzien.
- De Raad van Tucht legt aan verweerder een schriftelijke berisping op.
Gewezen op de klacht van A B.V. in liquidatie te B, vertegenwoordigd door haar vereffenaar C, hierna te noemen klaagster,
tegen
D, lid van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en werkzaam bij kantoor E, hierna te noemen verweerder.
De klacht tegen verweerder is bij de Raad van Tucht binnengekomen op 27 september 2024. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Klaagster heeft een conclusie van repliek ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2025. Klaagster is digitaal ter zitting verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering en zonder verzoek om uitstel van de zitting, niet verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat tegelijk met deze uitspraak wordt verzonden.
2.1. Gelet op wat partijen schriftelijk en mondeling naar voren hebben gebracht, merkt de Raad van Tucht voor dit geding de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
2.2. Klaagster was sinds haar oprichting in 2019 klant van verweerder. Verweerder verzorgde de aangiften vennootschapsbelasting voor klaagster en bracht fiscale adviezen uit. De jaarrekening van klaagster werd, met tussenkomst van verweerder, opgesteld door een externe accountant: X accountants (hierna: de accountant).
2.3. De stukken van het geding bevatten een opdrachtbevestiging van 11 juli 2019 tussen klaagster en verweerder. De overeenkomst is op 12 juli 2019 ondertekend door de vereffenaar, destijds bestuurder van klaagster, en vermeldt voor zover van belang:
“Engagement accounting and tax for the B.V.
Upon your request and based on the information you supply, we will compile the financial statements 2019 of your Dutch B.V. to be incorporated (hereafter BV).
(…)
Fees
Our fees are based on the time spent by the members of our team assigned to the engagement, including additional costs incurred. Individual hourly rates vary according to the degree of responsibility involved and the experience and skill required. We will issue monthly invoices, based on the progress of the work. Our payment term are generally 14 days unless otherwise indicated on the invoice (…)
All prices in this letter are mentioned excluding 21% Dutch VAT. Dutch VAT is not due if we can invoice a (non-Netherlands) EU company with a VAT number. VAT is deductible by your company, as the B.V. will carry out non-VAT exempt activities.
General
Agreed price for set-up with BV incorporation package total : € 2,900
Included:
– Incorporation of the BV with long financial year
– Employment agreement with BV with special 30% clause
– Non-standard 30% ruling application
Optional tax
– Initial advice including the advice re mandatory rule for
minimal taxable salary € 950
– Registering the company for 30%/wage tax and VAT purposes € 295
– Draft consultancy agreement with special attention that no
deemed employment will arise between de vereffenaar
and the client (especially if the BV had only a small number
of clients) € 275
Optional tax and accounting compliance
Accounting services for the first financial year € 3,200
will include (yearly price index increases
will be carried through) for:
– the English payroll;
– VAT returns including English payment instruction;
– English annual accounts;
– English corporate income tax return.
This fees does not include bookkeeping services.
50% of these expenses in amount of EUR 1,600 plus VAT will need to be paid in advance and 50% after the BV has been set-up, the employment agreement has been signed and the 30% ruling request has been filed (all in that order). Accounting and tax compliance fees for future years will be payable in equal monthly instalments as from the starting Month of the second financial year.
(…)
Payments
You agree to pay the fees and other charges billed by us in connection with the representation. The fees for services are based on time spent on specific projects. You agree to the following fees (VAT not included):
• Hourly fees (communicated a priori) at an hourly rate of € 295 ex VAT (rate valid for 2019);”
2.4.1. Op 10 maart 2021 heeft verweerder een declaratie aan klaagster verzonden voor een bedrag van € 2.722,50 inclusief btw (€ 2.250 exclusief btw) voor het boekjaar 2020. Op de declaratie is de volgende omschrijving opgenomen: “Items 1 through 5 of the agreed fee quote”.
2.4.2. Op 3 februari 2022 heeft verweerder een declaratie aan klaagster verzonden voor een bedrag van € 2.661,24 inclusief btw (€ 2.199,38 exclusief btw) voor het boekjaar 2021. Op de declaratie is de volgende omschrijving opgenomen: “Accounts 2021 in accordance with agreed fee quote for 2020 accounts (less item 5 plus price index increase). Non-standard pro form salary slips”.
2.4.3. Op 10 mei 2023 heeft verweerder een declaratie aan klaagster verzonden voor een bedrag van € 3.176,25 inclusief btw (€ 2.625 exclusief btw). Op de declaratie is de volgende omschrijving opgenomen: “Tax advisory services from 21 January 2023 to date: Time spent to date on annual accounts: € 1,500 Letter re end of wage tax obligation and tax advice 23 April: 3 hours”.
2.4.4. Op 3 oktober 2023 heeft verweerder een declaratie aan klaagster verzonden voor een bedrag van € 2.147,75 inclusief btw (€ 1.775 exclusief btw). Op declaratie is de volgende omschrijving opgenomen: “Performed services: • Additional work [de accountant] and [kantoor van verweerder] after advice (…) (€ 825.00); • Corporate income tax return (€ 950.00);”.
2.5. Op 19 november 2023 heeft klaagster, voor zover van belang, de volgende e-mail gestuurd aan verweerder:
“Regarding the closure of [klaagster], I’ve put so far the process on hold as I want to study all tax consequences before making a decision on the ideal date to close the company.”
2.6.1. Op 20 augustus 2024 heeft verweerder, voor zover van belang, de volgende e-mail gestuurd aan klaagster:
“Do you require our (accountancy and/or tax) services for [klaagster] for 2023? I see that it still exists..”
2.6.2. Klaagster reageert op 23 augustus 2024 als volgt:
“Dear [verweerder en de accountant]
As mentioned earlier, [klaagster] will close its business by 30.06.2024 and pursue its activities, at low pace, in a new company to be set-up in land 1. The management had expected to be able to generate new clients from his position in land 2, (…). It has unfortunately not been the case. Hence, the company was not able to generate enough revenues to cover the costs and the general reserve have been almost completed used up to June 2024. The book value of the company should therefore be close to the initial capital.
I also have informed the belastingdienst per phone at the time to pay the provision for the VPB 2023, that the positive result of 2023 would be probably compensated by the losses of 2024 and that the net VPB for both years would therefore be zero as permitted by the Dutch fiscal rules. (…)
I therefore kindly ask you for the following support:
Establishing the accounts closure formalities for 2023
Doing the same for 2024
Control of the omzetbelasting bookings
Processing the mandatory steps to declare the closure of the business towards the Dutch authorities and KvK or provide me with the relevant procedure to do it myself if easier. (…)”
2.7. Op 29 augustus 2024 heeft verweerder, voor zover van belang, de volgende e-mail naar klaagster gestuurd:
“It is no longer possible to dissolve the company per 30 July 2024 as so-called turbo liquidations are no longer allowed. We now need to publish the annual report up to dissolution date within 14 days after the dissolution date.
We suggest a dissolution date per 30 September 2024.
Then, the BV needs to be ‘emptied’ by you; per the dissolution date. There are new strict rules for a dissolution whereby on the dissolution date the company should not have any assets or liabilities.
Based on new strict rules for expedited dissolutions, you must make a number of documents public within 14 days of the company’s dissolution by filing them with the trade register of the Chamber of Commerce. These are the details you need to provide:
• A balance sheet and a statement of income and expenditure relating to the financial year in which the legal entity was dissolved. If annual accounts have not yet been published for the previous financial year, a balance sheet and a statement of income and expenditure must also be drawn up and filed for that financial year;
• A description of:
The reason why there are no assets left at the time of dissolution.
If applicable, how the legal entity’s assets were sold and the proceeds distributed.
If applicable: the reasons why creditors have remained fully or partially unpaid.
• The annual accounts of the financial years before the financial year in which the legal entity was dissolved, if the legal publication obligation has not yet been met.
• After the above documents have been filed, the company’s board must immediately inform the creditors of the dissolution and let them know that the financial data can be consulted at the Chamber of Commerce. Assuming that [de accountant] will be able to prepare the liquidation accounts on time we expect to need 1.5 days work to assist in the dissolution and its documents which amounts to EUR 4,620. This assumes that no dividend withholding tax needs to be prepared by us for a liquidation dividend, we additionally charge EUR 950 for this.
All prices exclude 21% VAT
Let me know if this is acceptable”
2.8. Diezelfde dag, 29 augustus 2024, om 15:16 uur is per e-mail de opgestelde jaarrekening 2023 naar klaagster gestuurd.
2.9.1. Op 29 augustus 2024 om 19:10 uur en om 19:16 uur heeft klaagster als volgt gereageerd op de onder 2.7 vermelde e-mail:
“Thanks for your reply. I’m afraid that the costs are excessive and not in relation with the need.
My accounts are already done and require only a check by [de accountant], a formatting in a proper way for filing the accounts to KvK and belastingdiesnt, as done the years before. Submitting accounts for both years 2023 and 2024 and the bookkeeping being straightforward for those years, I had expected the job for [de accountant] to be even easier.
As far as the dissolution work is concerned, the price you mention is way too expensive for the subject at stake and I shall prefer to file the dissolution myself.
Based on what you said, I suggest the following:
• Per 31.08, I resubmit to [de accountant] the accounts per 30.08.24
• Accounts 2023 and 2024 are prepared next week by [de accountant]. By liquidation, own funds is below the starting capital => No dividend to be paid out to sole shareholder =>dividend withholding tax is zero.
• I still have 1 week to file the dissolution myself.
Can you tell me what would be the price to be charged for this?
(…)
Correction :
Should we need another month (September) to pay for last debtors including [het kantoor van verweerder], it might be preferable to wait another month so that balance would be completely clean on asset and debt side at the time of the closure”
2.9.2. Verweerder heeft op 30 augustus 2024 om 8:02 uur als volgt gereageerd:
“Annual report 2023 (all-in) and preparation of 2023 corporate income tax (CIT) return: EUR 3,250
Liquidation annual report 2024 and preparation of 2024 CIT return: EUR 2,950
CIT return 2024 cannot be prepared before April 2025 but will be invoiced now (hopefully no foreign CIT due as the company will then have liabilities on its dissolution date).
All prices exclude 21% VAT”
2.10. Op 2 september 2024 heeft verweerder een declaratie aan klaagster verzonden voor een bedrag van € 7.502 inclusief btw (€ 6.200 exclusief btw). Op de declaratie is de volgende omschrijving opgenomen: “Performed services: • Annual report 2023 (all-in) and preparation of 2023 corporate income tax (CIT) return: EUR 3,250 • Liquidation annual report 2024 and preparation of 2024 CIT return: EUR 2,950 CIT return 2024 cannot be prepared before April 2025 but will be invoiced now (hopefully no foreign CIT due as the company will then have liabilities on its dissolution date).”.
2.11.1. Klaagster heeft op 2 september 2024 om 18:00 uur als volgt met een e-mail gereageerd op de declaratie van 2 september 2024:
“This invoice is for me excessive for the work to be done. Please wait before performing the work.
I’ll get back to you shortly.”
2.11.2. Verweerder heeft op 3 september 2024 om 9:04 uur als volgt gereageerd:
“The work for 2023 has already been done and the invoice is in line with previous years.
I have asked [de accountant] to stop work re 2024.”
2.11.3. Klaagster heeft op 3 september 2024 om 10:31 uur het volgende antwoord gestuurd:
“OK. Looking forward to get 2023 closing documents. I’ll keep you posted for the rest”
2.11.4. Verweerder heeft vervolgens op 3 september 2024 om 10:44 uur het volgende antwoord gestuurd:
“Okay
I will split the invoice in the part for 2023 that is payable before we close and I will await your instructions for 2024.”
2.11.5. Verweerder heeft diezelfde dag vervolgens de declaratie van 2 september 2024 verminderd met een bedrag van € 2.950 exclusief btw en enkel de werkzaamheden voor 2023 in rekening gebracht (hierna: de declaratie 2023).
2.12.1. Klaagster heeft op 4 september 2024 om 21:02 uur de volgende e-mail naar verweerder gestuurd:
“(…) I looked at your invoice but still cannot understand and accept such costs level for a simple and straightforward account closing process where all bookkeeping is already done and where I do not request any advice.
It might be that I accepted such costs levels in the past because your help and deep and broad expertise combined to the one of [de accountant] provide me security and advisory in complex tax situation, at the start-up of [klaagster] in 2019 as well as at the time of my emigration away from the Netherlands to land 1 in 2021 and to land 2 in 2022.
This is not the case any more. For the year 2023, my situation did not change, activity has declined and is about to be closed. My request was straightforward: set-up of the jaarrekening, filing by the KvK and set-up of the corporate tax return. For such services, a simple web search demonstrates that many accountants charge between 300 and 1000 Euros.
A ratio of 1 to 3 between what you charge and such market price simply says that there is probable mismatch between these simple tasks that are requested and the seniority and expertise you suggest to mobilize.
I’m therefore afraid that I shall not accept this proposal and will switch to another accountant for the year 2023 and 2024 to handle this remaining tasks before closing down my business in the Netherlands. (…)”
2.12.2. Verweerder heeft op 5 september 2024 om 11:28 uur als volgt gereageerd:
“(…) Sorry to hear this.
It seems that you have made up your mind not to pay my invoice while the work has already been done.
I will therefore contact my collection agency and will now write a letter to the KvK that your BV cannot be dissolved as it has a liability to my firm.”
De accountant is in de CC van deze e-mail opgenomen.
2.12.3. Klaagster heeft per e-mail van 5 september 2024 om 13:41 uur als volgt gereageerd:
“(…) There has been a series of misundertandings. Let’s avoid escalating this and get away from unproper threats.
1. I just realize that you had already sent me the draft accounts 2023 on August 29th at 14:15. I had overlooked this email. Apologies.
2. However, this work has been performed before my approval on the costs estimates, which you sent me on August 30th. I therefore cannot be bound to such invoice which had not been pre-approved, as you usually request it from me.
3. Based on the arguments I provided, I would never have accepted such costs level for a straightforward and administrative closing process where booking is already done, and no specific advisory work is requested, all tax related issues connected to my residence in land 2 having already been handled for the account closing 2022, with the support of a specific advisor in land 2.
I therefore kindly ask you to reconsider the level of your invoice for the account closing 2023 at a level which is more in line with market levels, and settle in this way this issue regarding 2023 closing. (…)”
De accountant is in de CC van deze e-mail opgenomen.
2.12.4. Verweerder heeft op 5 september 2024 om 12:42 uur als volgt gereageerd:
“Thanks vereffenaar, it however does not change my position nor the invoice.”
De accountant is in de CC van deze e-mail opgenomen.
2.12.5. Klaagster heeft op 5 september 2025 om 14:50 uur als volgt gereageerd:
“For the accounts 2021, the costs you charged according to the fee quote agreed at initiation of our relationship was about 2000 Euros (…). For the accounts 2022, costs were 3200 Euros but involved much more work related to the change of the tax situation, the implication of a land 2 tax advisor and interactions with him and rework of the files, which is fine in that context.
Now again my request: Can you please review the fee quote for this straightforward account closing 2023, more in line with what you charged for year 2021? Or shall we request [de accountant] to report on his time spent? (…)”
De accountant is in de CC van deze e-mail opgenomen.
2.12.6. Verweerder heeft op 5 september 2024 om 12:42 uur als volgt gereageerd:
“(…) I have completely lost my patience with you, please either pay or don’t pay, up to you and the consequences are also for you. (…)”
De accountant is in de CC van deze e-mail opgenomen.
2.13. Vervolgens heeft klaagster op 11 en 12 september 2024 nogmaals haar bezwaren geuit tegen de hoogte van verweerders declaratie 2023 ten bedrage van € 3.250 exclusief btw (zie 2.10 en 2.11.5).
2.14. Nadat betaling van de declaratie 2023 uitbleef, heeft verweerder op 17 september 2024 de volgende brief naar de Kamer van Koophandel gestuurd:
“(…) Onze voormalige client, [klaagster] (…) (hierna: de vennootschap).
Hierbij informeren wij u dat de 100% aandeelhouder van de vennootschap, de vereffenaar, naar wij begrijpen inmiddels vertrokken naar land 1, hierna: de DGA, voornemens is de vennootschap op korte termijn door middel van een turboliquidatie te ontbinden.
De vennootschap en de DGA hebben aangegeven onze bijgaande rekening voor onder meer het opstellen van de jaarrekening 2023 onder geen beding te willen betalen en de jaarrekening elders te laten opstellen. De vennootschap is derhalve tevens in gebreke bij de tijdige deponering van haar jaarrekening. Incassomaatregelen worden derhalve ondernomen. De vennootschap heeft momenteel substantiële activa doch de DGA heeft verklaard de vennootschap leeg te zullen halen.
In dat verband delen wij u mede dat een verwachte verklaring van de vennootschap dat zij geen activa en passiva meer heeft niet op juistheid gebaseerd zal zijn en dat een turboliquidatie derhalve onmogelijk zal blijken.
Wij gaan er van uit dat u de aan te vragen doorhaling van de vennootschap tot nader order derhalve niet zal accepteren, mocht u dat toch doen, dan behouden wij onze rechten jegens u in dat verband voor. Mocht de vennootschap haar rekening wel volledig betalen dat zullen wij dat terstond aan u doorgeven. (…)”
2.15. De stukken van het geding bevatten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 12 februari 2025 van klaagster. Het uittreksel vermeldt, voor zover van belang:
“Op 05-12-2024 is geregistreerd dat de rechtspersoon is ontbonden met ingang van 15-11-2024.
Rechtspersoon
(…)
Statutaire naam [Klaagster] in liquidatie
(…)
Reden ontbinding Ontbindingsbesluit
(…)
Activiteiten gestaakt per 15-11-2024
(…)
Vereffenaar
Naam de vereffenaar
(…)
Datum in functie 15-11-2024 (datum registratie: 05-12-2024)
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd”
3.1. Klaagster stelt zich op het standpunt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1 (eer en waardigheid), artikel 12, lid 1 (financiële consequenties), artikel 13 (honorarium) en artikel 14, lid 2 (declaratie) van het Reglement Beroepsuitoefening – de Code of Conduct van de NOB (RBU).
3.2.1. Klaagster voert aan dat verweerder haar voormalige bestuurder (inmiddels vereffenaar) heeft gechanteerd om de declaratie 2023 te betalen. Verweerder heeft geweigerd inzicht te geven in de tijdsbesteding van de werkzaamheden en hij heeft een derde (de Kamer van Koophandel) onjuist geïnformeerd.
3.2.2. Klaagster verwijt verweerder dat hij – voorafgaand aan het accepteren van de opdrachten voor 2023 en 2024 – niet met haar heeft overlegd over zijn tarieven. Na betwisting van de declaratie 2023 door klaagster, eiste verweerder onmiddellijke betaling van het volledige bedrag, terwijl het werk nog niet volledig was afgerond. Verweerder heeft geen schriftelijke opdrachtbevestiging voor de jaren 2023 en 2024 opgesteld.
3.2.3. Klaagster betoogt dat verweerder de verhoging van de tarieven ten opzichte van eerdere jaren niet heeft onderbouwd en dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de geringe omvang en complexiteit van de werkzaamheden. De tarieven van verweerder liggen aanzienlijk hoger dan die van vergelijkbare dienstverleners.
3.2.4. Volgens klaagster heeft verweerder geen toelichting gegeven op de uitgevoerde werkzaamheden en evenmin inzicht geboden in zijn uurtarief.
4.1. Verweerder verweert zich – kort samengevat – als volgt tegen de klacht.
4.2. Verweerder stelt primair dat klaagster geen eigen belang heeft als bedoeld in artikel 2, lid 3, sub b van het Reglement Tuchtzaken. Verweerders klant was klaagster en niet haar vereffenaar. Klaagster is inmiddels via een turboliquidatie ontbonden en hij verwijst naar een uittreksel van de Kamer van Koophandel (zie 2.15). Volgens verweerder is er daardoor geen klaagster meer met een eigen belang en moet de klacht van klaagster daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.3.1. Voor het geval de Raad van Tucht de klacht wel inhoudelijk beoordeelt, voert verweerder aan dat hij genoodzaakt was om de Kamer van Koophandel te laten weten dat klaagster nog een schuld had en daarom niet via een turboliquidatie mocht worden ontbonden. Verweerder stelt dat hij geen vertrouwelijke informatie aan de Kamer van Koophandel heeft verstrekt, althans geen informatie die de Kamer van Koophandel niet mag hebben op grond van haar publieke functie.
4.3.2. Verweerder voert aan dat hij sinds juli 2019 steeds (zonder dat een feequote vooraf nodig was) werk heeft verricht voor klaagster. Ook voor de jaren 2023 en 2024 heeft klaagster vooraf geen feequote verzocht. Op basis van de algemene voorwaarden is het volgens verweerder toegestaan bij voorschot te declareren.
4.3.3. Volgens verweerder heeft klaagster opdracht gegeven voor de werkzaamheden voor de jaren 2023 en 2024, en voor de ontbinding van de vennootschap. Verweerder mocht factureren op basis van het uurtarief.
4.3.4. De declaratie 2023 sluit aan bij de fees die in voorgaande jaren voor vergelijkbaar werk in rekening zijn gebracht, aldus verweerder.
Eigen belang klaagster
5.1.1. Op grond van artikel 2, lid 3 van het Reglement Tuchtzaken kunnen niet-leden een klacht indienen als het om hun eigen belang gaat. Verweerder stelt dat klaagster geen eigen belang heeft bij het aanhangig maken van de klacht omdat zij inmiddels niet meer bestaat.
5.1.2. De Raad van Tucht volgt verweerder hierin niet. Anders dan verweerder kennelijk veronderstelt, volgt uit het door hem overlegde stuk niet dat sprake is van een turboliquidatie. Op grond van artikel 2:19, lid 5 van het Burgerlijk Wetboek blijft een rechtspersoon na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel (zie 2.15) verkeert klaagster in liquidatie en is C haar vereffenaar. Onder die omstandigheden is klaagster – vertegenwoordigd door haar vereffenaar – gerechtigd de klacht voort te zetten. De klacht is ontvankelijk.
Artikel 12 RBU (financiële consequenties), artikel 13 RBU (honorarium) en artikel 14 RBU (declaratie) – klachtonderdelen 2, 3 en 4
5.2.1. Over de klachtonderdelen met een financiële component overweegt de Raad van Tucht als volgt.
5.2.2. Artikel 12, lid 1 van het RBU bepaalt dat als een lid een opdracht aanvaardt, hij overlegt met de klant op welke wijze en voor welke tarieven hij zijn werkzaamheden zal verrichten. Artikel 13 van het RBU bepaalt dat een lid zijn honorarium zal vaststellen met inachtneming van de aard, de omvang en het belang van zijn werkzaamheden en de kosten van het raadplegen van externe deskundigen. Artikel 14 van het RBU stelt eisen aan de specificatie van een declaratie, met name in uren en tarieven.
5.3.1. De Raad van Tucht is van oordeel dat verweerder artikel 12, lid 1 van het RBU heeft geschonden. Verweerder heeft namelijk alleen inzicht gegeven in de financiële consequenties en zijn honorarium ten tijde van de (eerste) opdracht van klaagster voor haar boekjaar vanaf juli 2019. Hij heeft nagelaten hierover duidelijkheid te verschaffen toen klaagster opdrachten gaf voor 2023 en 2024. Vast staat dat klaagster op 23 augustus 2024 opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden voor de boekjaren 2023 en 2024 (zie 2.6.2). Eveneens staat vast dat verweerder nadien de accountant heeft ingeschakeld om de jaarrekeningen over die jaren voor klaagster op te stellen, en dat de werkzaamheden voor de jaarrekening 2023 daadwerkelijk door de accountant zijn uitgevoerd. Verweerder heeft bij het aanvaarden van deze opdracht, zowel voor de jaarrekeningen als de aangiften vennootschapsbelasting, geen kostenopgave verstrekt. Pas op 30 augustus 2024 (zie 2.9.2), en op verzoek van klaagster, heeft hij een kostenopgave verstrekt, maar deze bestond uitsluitend uit totaalbedragen, zonder nadere specificatie. Toen klaagster op 4 september 2024 opnieuw verzocht om een toelichting op de kosten (zie 2.12.1), rustte op verweerder – op z’n laatst vanaf dat moment – de verplichting om inzicht te geven in de aard en de omvang van het verrichte werk, het daaraan verbonden uurtarief, dan wel een inschatting van het aantal te besteden uren, of op andere wijze zijn declaratie van een toelichting te voorzien. Dat verweerder ook voor de boekjaren 2021 en 2022 werkzaamheden voor klaagster heeft verricht zonder daarbij een specificatie te verstrekken, is geen reden om daar anders over te oordelen. De Raad van Tucht rekent het verweerder aan dat hij, in plaats van het vereiste inzicht te verschaffen, direct volledige betaling van de declaratie heeft geëist.
5.3.2. Verder heeft klaagster tijdens de zitting verklaard dat zij vanaf 2023 minder activiteiten had, waardoor de boekhouding minder omvangrijk was en dat dit ook voor 2024 gold. Volgens klaagster waren de werkzaamheden hierdoor minder omvangrijk dan in de jaren voorafgaand aan 2023. De Raad van Tucht ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. Doordat verweerder in het geheel geen toelichting heeft gegeven op de declaratie 2023 en dus zijn eigen honorarium niet heeft bekendgemaakt, oordeelt de Raad van Tucht dat verweerder ook artikel 13 van het RBU heeft geschonden.
5.3.3. Tot slot oordeelt de Raad van Tucht dat verweerders declaratie 2023 niet voldoet aan de eisen van artikel 14 van het RBU. Op de verzonden declaratie 2023 is zoals gezegd enkel een totaalbedrag vermeld. Vast staat dat klaagster herhaaldelijk heeft verzocht om een (uren)specificatie. Hoewel verweerders eigen werkzaamheden voor het jaar 2023 op dat moment nog niet waren verricht, gold dat niet voor de werkzaamheden van de accountant. Naar aanleiding van de verzoeken van klaagster had het op de weg van verweerder gelegen om inzicht te verschaffen in de declaratie van de accountant, dan wel de accountant te verzoeken een specificatie van de tot dan toe bestede uren aan te leveren. Ook had hij inzicht moeten geven op welke inschatting van het aantal uren voor zijn eigen fiscale werk hij zijn declaratie baseerde. Door dit na te laten, heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 14 van het RBU.
5.4. De klachtonderdelen 2, 3 en 4 zijn dus gegrond.
Artikel 1 RBU (eer en waardigheid) – klachtonderdeel 1
5.5.1. Over klaagsters stelling dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van het RBU, overweegt de Raad van Tucht als volgt.
5.5.2. Hoewel de term “chantage“ misschien een wat al te groot woord is, is de Raad van Tucht wel van oordeel dat verweerder door het versturen van de brief naar de Kamer van Koophandel (zie 2.14) in strijd met artikel 1 van het RBU heeft gehandeld. Hierna legt de Raad van Tucht uit hoe hij tot dat oordeel komt. Op zichzelf mag een belastingadviseur vanzelfsprekend zijn eigen financiële belangen dienen. Dat betekent dat hij niet direct in strijd met de eer en waardigheid handelt als hij, mogelijk tegen de wensen van zijn klant in, betaling van zijn declaratie probeert veilig te stellen voordat kortgezegd die klant “verdwijnt”. Maar op grond van de volgende twee overwegingen komt de Raad van Tucht zoals gezegd in dit geval wel tot het oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van het RBU.
5.5.3. In de eerste plaats acht de Raad van Tucht de inhoud van de brief onvoldoende gestoeld op de feiten. Zoals al is overwogen in overweging 5.1.2, is van een turboliquidatie geen sprake geweest. Verder bood de informatie waarover verweerder beschikte geen grond om te veronderstellen dat de vereffenaar van plan was om klaagster op korte termijn “leeg te halen“ en ook niet dat een “verklaring van geen activa en passiva” zou worden ingediend. De brief bevat dus ongefundeerde en onjuiste beschuldigingen aan het adres van klaagster en haar voormalige bestuurder, waarmee zij ten onrechte in een kwaad daglicht worden gesteld.
5.5.4. In de tweede plaats is (de aankondiging van) het toezenden van een brief aan een derde, de Kamer van Koophandel, niet de aangewezen weg om een klant tot betaling van een declaratie te bewegen. Daarvoor staan andere (incasso)middelen ter beschikking. Bovendien biedt de wet bij een ontbinding van een vennootschap andere voorzieningen om betaling van een declaratie te bereiken.
5.5.5. Klachtonderdeel 1 is daarom ook gegrond.
Andere verzoeken van klaagster
5.6. Zoals tijdens de zitting is besproken, komt de Raad van Tucht niet toe aan de overige in de klacht gedane verzoeken, omdat in een tuchtprocedure geen opdrachten kunnen worden gegeven aan verweerder.
Op te leggen maatregel
5.7. Omdat alle klachtonderdelen gegrond zijn, is een tuchtrechtelijke maatregel aangewezen. De Raad van Tucht legt verweerder een schriftelijke berisping op. Het gaat hier om schending van vier artikelen van het RBU. In het bijzonder rekent de Raad van Tucht het verweerder aan dat hij, ondanks herhaalde verzoeken van klaagster, heeft nagelaten een toelichting te geven op de declaratie 2023. Verweerders directe uitlatingen van frustratie hebben de communicatie met klaagster vervolgens onnodig laten escaleren.
Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
De Raad van Tucht verklaart de klacht gegrond en legt aan D een schriftelijke berisping op.
De beslissing is genomen door mr. D.A. Verburg, mr. J. van den Beldt en mr. T.K. Lekkerkerker, respectievelijk voorzitter, lid en extern lid van de door de voorzitter van de Raad van Tucht voor de behandeling van deze klacht samengestelde Kamer, op 23 mei 2025 in aanwezigheid van mr. N. Veenstra als griffier.
De schriftelijke weergave van de beslissing – dat wil zeggen de uitspraak als bedoeld in het Reglement Tuchtzaken – is door voorzitter en griffier ondertekend op 8 juli 2025.