NOB-reactie op de door het kabinet aangekondigde rekeningcourant-maatregel (ontmoedigen van excessief lenen van de eigen vennootschap)

De Orde is verrast door deze maatregel en de onderbouwing daarvan. Er wordt een inbreuk gemaakt op de coherentie van het systeem en daardoor wordt het systeem complexer; er zullen veel anti-misbruikmaatregelen nodig zijn. Uiteindelijk zal dat het draagvlak en het rechtvaardigheidsgevoel aantasten. Zoals de Orde de maatregel nu begrijpt, wordt geen enkele koppeling gelegd met in de jurisprudentie ontwikkelde criteria, zoals het vereiste van dubbele bewustheid. De Orde heeft begrip voor eventuele uitvoeringsproblemen en stelt voor de maatregel daarop toe te spitsen. Daarbij kan gedacht worden aan een andere bewijslastverdeling.

Een rekening-courantfinanciering is een wezenlijk andere financiering dan een (vaste) lening met een lange(re) looptijd, waarbij een duidelijke koppeling aanwezig is met het te financieren object, waarbij voldoende zekerheid is verstrekt en onder dezelfde voorwaarden ook door een volstrekt onafhankelijke derde zou zijn verstrekt.

De Orde mist momenteel in de brief een duidelijke focus op het soort leningen die het werkelijke probleem vormen voor de Belastingdienst. Het gevolg is dat een grote groep goeden gaat lijden onder de kwaden. De Orde hecht eraan te benadrukken dat de advisering die vandaag, 21 september 2018, wordt beschreven in het Financieel Dagblad (“Wegpoetsen aandeelhoudersleningen bracht fiscus in staat van paraatheid”) zich niet verdraagt met de Code of conduct van de Orde.

Gelet op de in de brief genoemde totalen qua aantallen DGA’s en bedragen van leningen, neemt de Orde aan dat ook cijfermatig inzichtelijk is te maken hoeveel DGA’s geleend hebben ter zake van de eigen woning (hoofdverblijf) dan wel voor tbs- of box 3-onroerende zaken (deze leningen zijn immers geregistreerd bij de Belastingdienst respectievelijk in de aangifte IB zijn deze specifiek geoormerkt). Voorts is belangrijk aan te geven hoeveel DGA’s voor welke bedragen hebben geleend van de eigen vennootschap in combinatie met een positief box 3-vermogen (zodat te concluderen is dat er dekking voor deze schulden is). Voordat een voorstel van wet wordt ontworpen, zal eerst nader feitenmateriaal nodig zijn om de aard en de omvang van het vermeende probleem te kennen.

Overigens meent de Orde dat een nieuwe regeling slechts van toepassing zou moeten zijn op vanaf een bepaalde datum ontstane schulden.  Indien het kabinet desondanks vast wil houden aan invoering van deze maatregel per 1 januari 2022 waarbij ook op dat moment bestaande schulden getroffen worden, dan moet naar de mening van de Orde de regeling als volgt worden aangepast:

a.       Deze wijziging dient zich uitsluitend te beperken tot (niet door zekerheden gedekte) consumptieve rekening-courantfinancieringen, en

b.      Uit een oogpunt van evenwicht dient voorts in de sfeer van de geldverstrekking door een DGA aan de eigen vennootschap, tot € 500.000, per definitie allocatie in box 1 gecodificeerd te worden, en

c.     Eveneens uit een oogpunt van evenwicht dient deze wijziging niet te gelden als met de geldlening belaste bezittingen zijn aangekocht, bijvoorbeeld effecten of onroerende zaken in box 1 (tbs) of box 3, waarbij voldoende zekerheid is verstrekt en onder dezelfde voorwaarden wordt afgesloten indien de lening zou zijn verkregen bij een volstrekt onafhankelijke derde, hetgeen niet noodzakelijkerwijze een financiële instelling behoeft te zijn.

Brief van 18 september 2018 van de minister en staatssecretaris van Financien (kamerstuk 35026, nr. 6)

Gerelateerd