Tuchtrecht

De NOB heeft een eigen tuchtrechtspraak, waarin – als daar aanleiding voor is – de praktijkuitoefening van leden wordt getoetst aan de ‘eer en waardigheid van het beroep’ zoals beschreven in onze beroeps- en gedragsregels. Die hebben we vastgelegd in de code of conduct, waarvan onze tax principles onderdeel uitmaken.  

De tuchtrechtspraak treedt in werking als cliënten (of anderen met een belang) ontevreden zijn over de dienstverlening door een NOB-lid en een klacht indienen bij de Raad van Tucht. De tuchtrechtspraak is geregeld in het Reglement Tuchtzaken en in de Statuten NOB.

De tuchtrechtspraak is in eerste instantie in handen van de Raad van Tucht. Tegen een uitspraak van de Raad van Tucht is beroep mogelijk bij de Raad van Beroep.

Indienen klacht

Cliënten, andere personen (mits het hun belang betreft), NOB-leden, het NOB-bestuur, de toezichthouder ingevolge de WWFT en de Directeur-Generaal van de Belastingdiensten kunnen een klacht indienen over gewone en aspirant-leden van de NOB. Ook tegen oud-leden van de NOB kan een klacht worden ingediend, wanneer die betrekking heeft op werkzaamheden die tijdens het lidmaatschap zijn verricht. Voor alle duidelijkheid: het is alleen mogelijk een klacht in te dienen tegen een individueel NOB-lid. Klachten tegen een kantoor zijn niet mogelijk.

Een klacht kan schriftelijk worden ingediend bij de Raad van Tucht van de NOB, Postbus 2977, 1000 CZ Amsterdam. Het heeft onze voorkeur dat een klacht (met eventuele bijlagen) per e-mail wordt ingediend. Deze kan worden verstuurd naar e-mailadres raadvantucht@nob.net 

Kijk voor meer informatie bij onze veelgestelde vragen

Kijk hier voor eerdere uitspraken

Filters

Sla filters over

Zoeken

Type

Thema

Filters:

Uitspraak Raad van Beroep 27 november 2023 (B 117)

Uitspraak Raad van Beroep 27 november 2023 (B 117) tegen de uitspraak van de Raad van Tucht 19 oktober 2022 (T 406) Voorzitter: mr. C.M. EttemaLeden: mr. drs. P.C. van der Vegt en mr. J.M. van der VegtGriffier: mr. R. Marchal Artikel 21, lid 2 van het Reglement Tuchtzaken (relatieve…

Uitspraak Raad van Beroep 20 november 2023 (B 115a)

Uitspraak Raad van Beroep 20 november 2023 (B 115a) tegen de uitspraak van de Raad van Tucht 20 juni 2022 (T 403a) Voorzitter: mr. C.M. EttemaLeden: mr. M.A. de Kleer en mr. R. den OudenGriffier: mr. M.T.M. Hennevelt Relatieve verjaringstermijn (art. 21, lid 2 Reglement Tuchtzaken). Klacht is niet ingediend…

Uitspraak Raad van Beroep 20 november 2023 (B 115b)

Uitspraak Raad van Beroep 20 november 2023 (B 115b) tegen de uitspraak van de Raad van Tucht 20 juni 2022 (T 403b) Voorzitter: mr. C.M. EttemaLeden: mr. M.A. de Kleer en mr. R. den OudenGriffier: mr. M.T.M. Hennevelt Relatieve verjaringstermijn (art. 21, lid 2 Reglement Tuchtzaken). Klacht is niet ingediend…

Uitspraak Raad van Beroep 8 juni 2023 (B 116)

Artikel 1 van het RBU (eer en waardigheid). Bij de te betrachten eer en waardigheid kunnen ook de belangen van anderen dan een cliënt meewegen. Bij de uitoefening van zijn werkzaamheden geniet een lid een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Deze vrijheid wordt beperkt doordat een lid de belangen van anderen niet onnodig of onevenredig mag schaden. Appellante wordt verweten dat zij procedures namens haar echtgenoot voert terwijl zij wist of had moeten weten dat de procedures nodeloos waren of vruchteloos zouden blijven. De Raad van Beroep oordeelt dat het voeren van de procedures vanuit het perspectief van Appellante niet van iedere redelijke grond ontbloot was. Appellante heeft evenmin een tuchtrechtelijk laakbare hoeveelheid procedures gevoerd.

Uitspraak Raad van Beroep 6 januari 2023 (B 114)

Ontvankelijkheid incidenteel beroep (art. 22, lid 4, Reglement Tuchtzaken); intrekking van het beroep na aanvang van de termijn voor het instellen van incidenteel beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidentele beroep. Grond voor de door de Raad van Tucht opgelegde schriftelijke waarschuwing vervalt in casu na weerspreking in incidenteel beroep.

Uitspraak Raad van Beroep 11 juli 2022 (B 111)

Relatieve verjaringstermijn (art. 21, lid 2 Reglement Tuchtzaken); Klacht niet is ingediend binnen een redelijke termijn na het gewraakte handelen of nalaten. Dat Klager nog verwikkeld was in een civielrechtelijke procedure over een boedelopstelling, een procedure waarbij Verweerders geen partij waren, is geen zwaarwegende reden die rechtvaardigt dat de klacht niet eerder is ingediend. Ten overvloede: indien er een zwaarwegende reden zou zijn om de uitkomst van de civiele procedure af te wachten alvorens een klacht in te dienen, dan brengt dit niet mee dat vanaf het moment dat die uitkomst vaststaat opnieuw een redelijke termijn van in beginsel drie jaar begint te lopen. In beginsel zal in zo’n geval de klacht met voldoende voortvarendheid moeten worden ingediend. Het tijdsverloop tussen het gewraakte handelen en het indienen van de klacht is evenmin bewerkstelligd door uitlatingen van Verweerders.

Uitspraak Raad van Beroep 8 maart 2022 (B 109)

Eer en waardigheid (art. 1 RBU); Bij de te betrachten eer en waardigheid kunnen ook de belangen van onder meer een andere (belasting)adviseur die bij de cliënt betrokken is (geweest) meewegen. Deze belangen mogen niet onnodig of onevenredig worden geschaad. Daarvan kan onder meer sprake zijn indien het lid zich zonder redelijk doel grievend uitlaat over (het werk van) de andere (belasting)adviseur en hem zodoende in een kwaad daglicht plaatst. Indien een lid wordt gevraagd het werk van een andere belastingadviseur te beoordelen, is het lid niet gehouden de andere belastingadviseur te consulteren, een vorm van ‘hoor en wederhoor’ toe te passen of inzage in het dossier van die belastingadviseur te vragen, tenzij de cliënt dit uitdrukkelijk verzoekt. Indien een lid door zijn cliënt wordt gevraagd feitenonderzoek te doen en het op te stellen onderzoeksrapport mede zal worden gebruikt voor externe verantwoording, kan het lid gehouden zijn hoor en wederhoor toe te passen wanneer de personen die onderwerp zijn van dat onderzoek, door de uitkomsten ervan zouden kunnen worden geschaad. In casu geen schending van art. 1 RBU.

Uitspraak Raad van Beroep 8 maart 2022 (B 112)

Eer en waardigheid (art. 1 RBU); Bij de te betrachten eer en waardigheid kunnen ook de belangen van onder meer een andere (belasting)adviseur die bij de cliënt betrokken is (geweest) meewegen. Deze belangen mogen niet onnodig of onevenredig worden geschaad. Klagers maken niet aannemelijk dat Verweerster bij het verrichten van haar werkzaamheden voor haar cliënt de belangen van Klagers onnodig of onevenredig heeft geschaad.

Uitspraak Raad van Beroep 1 februari 2022 (B 110)

Eer en waardigheid (art. 1 RBU); onafhankelijkheid (art. 2 RBU). Klacht over handelen van langer dan drie jaar geleden is niet binnen redelijke termijn ingediend en daarom ongegrond (art. 21, lid 2, Reglement Tuchtzaken). Opnemen van bepaalde personen in cc en daarbij gebruikte bewoordingen zijn niet tuchtrechtelijk laakbaar. Bij overdracht dossier is niet tuchtrechtelijk ontoelaatbaar gehandeld. Klacht over hoogte van facturen en specificatie daarvan eveneens ongegrond.

Uitspraak Raad van Beroep 9 december 2020 (B 106)

Eer en waardigheid (art. 1 RBU; onafhankelijkheid (art. 2 RBU). Klagers verwijten belastingadviseur niet het ontbreken van een opdrachtbevestiging. De Raad van Tucht heeft daarom ten onrechte geoordeeld over de verantwoordelijkheid van de belastingadviseur over de onduidelijkheid van zijn rol en heeft eveneens ten onrechte daarop voortbouwend geoordeeld dat Verweerder heeft gehandeld in strijd met de eer een waardigheid van het beroep. Niet aannemelijk dat belastingadviseur andere werkzaamheden dan die in de hoedanigheid van belastingadviseur heeft verricht en dat daarbij sprake is geweest van (de schijn van) belangenverstrengeling.